Nieuwe spreker: Hugo Haak
De pas 30-jarige Hugo Haak is sinds kort een van onze SportsSpeakers. We spraken hem onder andere over het succes van het baanwielrennersteam en zijn toekomstplannen na het coachen.
Onze nieuwe spreker, Hugo Haak, is onlangs uitgeroepen tot Coach van het Jaar. Hij ontving, net als in 2019, de NOC*NSF Coach Award. Onder zijn leiding was het baanwielrennersteam enorm succesvol. Zijn renners behaalden tijdens de Olympische Spelen van Tokio 2021 maar liefst drie gouden medailles. “Ik ben super trots dat ik voor de tweede keer op rij tot Coach van het Jaar ben uitgeroepen”, aldus de kersverse winnaar. SportsSpeakers stelde een aantal vragen om hem wat beter te leren kennen.
Wat betekent de titel ‘Coach van het Jaar’ voor jou?
Het is een enorme eer om de titel Coach van het Jaar voor de tweede keer op rij te winnen. De uitslag komt tot stand door de vakjury en collega coaches, je wordt beoordeeld door mensen die er echt verstand van hebben. Zij geven jou die credits voor de unieke prestatie(s) die je hebt neergezet en dat wordt dan beloond met deze prijs. Met name de mensen die ernaar kijken en mogen stemmen maakt het winnen van deze titel zo bijzonder. Het zijn allemaal mensen die in hetzelfde schuitje zitten en er verstand van hebben, inhoudelijk wordt er goed over nagedacht. Ik hecht veel waarde aan de waardering van juist deze mensen, in plaats van de stem van het grote publiek.
Het is nooit een doel op zich geweest om deze prijs te winnen, het is een extra waardering voor hetgeen je hebt neergezet. Uiteindelijk steek je er alle energie in om het uiterste uit de groep naar boven te halen en dat is met zulke mooie resultaten zeker gelukt. Met de geweldige prestaties van afgelopen jaren en 3 Olympische titels op zak, ben je er wel van bewust dat je echt kans maakt, maar het blijft natuurlijk heel erg bijzonder om deze titel te winnen.
Kan je aangeven hoe jouw ploeg de afgelopen jaren zo succesvol is geworden?
Het is met name het fulltime programma bij de KNWU. Dit programma zorgt ervoor dat de mannen en vrouwen (een groep van in totaal 10 sporters) in een trainingsgroep zitten en iedere dag samen trainen. Doordat de hele groep steeds bij elkaar is zorgt dit ervoor dat ze elkaar verder kunnen helpen en elkaar naar grotere hoogte sturen. De combinatie van de faciliteiten van het programma en de kwaliteit van de groep zorgt voor een unieke mix om steeds dat stapje beter te worden. Daarnaast scheelt het ook dat zo’n hechte groep heel erg fijn samenwerkt, hierdoor hebben we de afgelopen jaren veel successen kunnen behalen met elkaar. ‘De ploeg die nu onklopbaar is, daar heb ik zelf deel van uitgemaakt. Ik ken die gasten door en door. Dat is mijn allergrootste voordeel. Ik ‘kan ze lezen’ en weet hoe ze denken.’
Wat zijn je plannen voor de toekomst?
Op dit moment ben ik vooral bezig met het coachen van de baanwielrenners en om dit met succes af te ronden. Per 1 februari zal René Wolff mijn taken als bondscoach overnemen. Ondertussen ben ik wel rustig aan het nadenken wat ik zou willen, maar wat ik precies wil weet ik nog niet. Ik heb wel steeds meer het gevoel dat ik in de topsport wil blijven, dit kan bijvoorbeeld een andere bond zijn of bij NOC*NSF. Ik zou heel graag de kennis die ik de afgelopen 3, 4 jaar heb opgedaan door willen geven. Het lijkt me gaaf om bij een ander team, of bij een andere sport dat laatste zetje richting de wereldtop te kunnen geven. De topsport is een onwijs gave omgeving, ik ben heel erg op zoek naar een nieuwe topsportuitdaging.
“Als we als team te lief voor elkaar zijn, maken we elkaar niet snel genoeg beter”
Wat is jouw visie op coaching?
Mijn visie op coaching is vooral om ervoor te zorgen dat je op dezelfde hoogte staat als de atleten. Het gaat niet puur om het leidinggeven, dan sta je op een hiërarchische manier boven iemand. Bij coaching gaat het er vooral om dat je naast iemand staat en hem of haar helpt om het uiterste uit zichzelf te halen.
Als coach verleen je niet zomaar een dienst, het moet maatwerk zijn. Niemand verdient het om een coach te krijgen die maar op negentig procent van zijn kunnen zit. Ik wil daarin altijd de beste versie van mijzelf zijn. Daarbij help je mensen om het beste uit zichzelf te halen. Het groepsgevoel moet sterk zijn. Maar ondertussen moeten ze elkaar ook willen vreten tijdens wedstrijden. Kijk naar Harrie Lavreysen en Jeffrey Hoogland, zij zijn collega’s, maar ook concurrenten. Als we als team te lief voor elkaar zijn, maken we elkaar niet snel genoeg beter. We moeten elkaar ook niet de tent uitvechten, waardoor niemand meer met elkaar wil trainen. Daar ben ik de hele dag op aan het sturen.